20 June 2015

Dagelijkse realiteit op de Westelijke Jordaanoever voor Palestijnen en kolonisten

 Israëlische soldaten sturen Palestijnen weg uit poel om kolonisten er te laten zwemmen

Op 7 april 2015, tijdens het joodse Paasfeest, arriveerde een groep van honderden kolonisten onder begeleiding van Israëlische veiligheidstroepen in Birkat al-Karmil – een natuurpark met zwempoel dichtbij het dorp al-Karmil ten zuiden van Hebron in een ‘Area A’ gebied. In 2011 liet het gemeentebestuur van Yatta dit natuurpark aanleggen en de historische poel restaureren.

[Noot vertaler: in Area A is de Palestijnse Autoriteit verantwoordelijk voor zowel het burgerlijk bestuur als de handhaving van de veiligheid. Kortom: formeel autonoom gebied.]

Onderzoek van de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem bracht aan het licht dat op die bewuste 7 april om ongeveer 14 uur honderden kolonisten bij de zwempoel arriveerden onder escorte van tientallen soldaten, grenspolitie en vertegenwoordigers van het Burgerlijk Bestuur (BB). De veiligheidstroepen verordonneerden de Palestijnse zwemmers om de poel te verlaten en aan de rand van het park te blijven. Zij boden de kolonisten echter vrij en exclusief gebruik van de rest van het park. De kolonisten en de veiligheidstroepen verlieten om ongeveer 17.30 uur het park.

Volgens diverse media kwamen de kolonisten naar Birkat al-Karmil op initiatief van ‘Susiya Tour and Study Center’ die de poel beschrijft als de historische plek van de Bijbelse nederzetting Carmel en ook benadrukt dat voor het bezoek [aan de poel] toestemming was verkregen van het leger die de groep ook begeleidde. Volgens het Centrum namen ongeveer 1000 mensen deel aan de trip, waaronder hoofdkrijgsmacht-rabbijn Rafi Peretz en zijn de voorbije jaren soortgelijke festiviteiten op die plek gehouden, met name rond het Loofhuttenfeest en Pasen.

Volgens getuigenissen, door B’Tselem opgetekend, waren er toen de kolonisten arriveerden zo’n 200 Palestijnen in het natuurpark, sommigen waren aan het zwemmen en anderen lagen op de kant. […..]

De burgemeester van Yatta tekende ter plekke protest aan bij de vertegenwoordigers van het Burgerlijk Bestuur die met de kolonisten waren meegekomen. Een van de vertegenwoordigers vertelde de burgemeester dat het bezoek van de kolonisten was gecoördineerd met het Palestijnse DCO (District Coördinatie Bureau). Toen B’Tselem contact opnam met het Palestijnse DCO werd deze coördinatie ontkend en werd gezegd dat er juist een officiële klacht was neergelegd bij het Israëlische DCO. Feitelijk maakt het ook niet uit of het bezoek nu wel of niet was gecoördineerd, want het Palestijnse DCO heeft niet de vrijheid om een dergelijk verzoek door de Israëlische veiligheidstroepen af te wijzen.

Dit incident is het zoveelste voorbeeld van hoe de Israëlische autoriteiten te werk gaan op de Westelijke Jordaanoever. Bijna iedere wens van kolonisten, hoe grillig deze ook mag zijn, wordt automatisch ingewilligd ten koste van de Palestijnse bevolking. In dit geval werd het leger ingezet alleen maar om kolonisten het plezier te gunnen om te zwemmen op die speciale plek. Dit is op zich al niet te rechtvaardigen, maar het is zeker geen rechtvaardiging van het feit dat het leger ‘Area A’ gebied binnengaat of enige andere verstoring van het leven van Palestijnen

Op een gedetailleerd verzoek van B’Tselem aan de woordvoerder van het Israëlische leger om een reactie, kwam alleen een laconiek antwoord zonder enige verklaring over de gedragingen van de autoriteiten m.b.t. dit incident.

 

Leger verwoest drie werkplaatsen in Jeruzalem

Israëlische soldaten vielen dinsdagochtend 9 juni vroeg de al-Khalayla wijk in het stadje al-Jeeb binnen, ten noordwesten van bezet Oost Jeruzalem, en verwoestten met behulp van verschillende legervoertuigen en bulldozers drie Palestijnse werkplaatsen: een smederij en twee garages. Volgens de Israëlische autoriteiten hadden deze werkplaatsen geen bouwvergunning.

Hoofd van de gemeenteraad, Ismael Abu Rabah, vertelde dat dit de vierde keer is dat soldaten de smederij van de al-Kiswani familie met de grond gelijk hebben gemaakt. De smederij biedt werk aan meer dan 20 Palestijnen en de garage van Mohannad Mansour zorgt voor de inkomsten van 3 families.

Volgens Abu Rabah hebben de eigenaren van de werkplaatsen al meer dan 4 jaar geleden bij de bevoegde autoriteiten bouwvergunningen aangevraagd en minstens 50.000 shekel (ruim 11.000 euro) betaald om alle benodigde documenten en vergunningen te verkrijgen. [ ….]

(Lees het volledige bericht (Eng.) op imemc.org)

 

De verwoesting van Palestijns eigendom gaat gewoon door in bezet Oost Jeruzalem

Volgens lokale bronnen maakten woensdagochtend 10 juni bulldozers, vergezeld door inspecteurs van de Israëlische Nature and Parks Authority in Jeruzalem, privé eigendom met de grond gelijk in al-‘Issawiya.

Muhammad Abu al-Hummus vertelde Ma’an News Agency:

Zonder enige waarschuwing vooraf hebben de Israëlische autoriteiten landbouwgrond aan de rand van de stad verwoest, inclusief alle bomen, een ruimte van 60 vierkante meter, een waterbron en een hek. Het hele gebied is 8,5 ha groot en is van de Sabri Yahya Darwish familie. De olijf- palm- en perenbomen die waren tussen de10 en 40 jaar oud.

In een poging om de indruk te wekken dat het land verlaten was, werden de gerooide bomen onder een grote berg aarde bedolven. […]. De boerderij, samen met andere privé landerijen, was eerder aangewezen om onteigend te worden in het kader van een Israëlisch projectplan om van deze gronden een nationaal park te maken. […] In september 2014 werd dit plan echter verworpen door een Israëlisch Ruimtelijke Ordening Bureau en het projectplan moest de ijskast in totdat de behoeften van de Arabische steden in kaart waren gebracht. De Israëlische autoriteiten hebben echter de opschorting van het plan genegeerd.”

Weer meer land verwoest

Palestijnse bronnen rapporteerden aan Ma’an dat een aantal bulldozers onder escorte van het Israëlische leger op zondag 14 juni meer dan 10 ha landbouwgrond hebben platgewalst tussen de dorpen Krirbet Tana en Khirbet Yanoon, ten oosten van Nablpes op de bezette Westelijke Jordaanoever. Vervolgens grendelde bulldozers het gebied af met hopen aarde en cementblokken. Er is geen uitleg gegeven voor deze aktie.

Volgens het Applied Research Institute in Jeruzalem (ARIJ)is ongeveer4 55% van de grond van Beut Furik geklassificeerd als ‘Area C’gebied, wat betekent dat dit gebied onder volledig civiel en militair Israëlisch bestuur valt.

ARIJ schrijft in een rapport in 2014:

Honderden hectaren land in Beit Furik zijn door de Israëlische autoriteiten geconfisqueerd, hoofdzakelijk voor de bouw van nederzettingen, militaire bases en de aanleg van wegen die Israëlische nederzettingen verbinden. Het rapport beschrijft met name de problemen van Khirbet Tana: Deze gemeenschap heeft steeds meer te verduren van intimidatie en schendingen van humanitair recht door de bezettingsautoriteiten in Nabloes. De buurtgemeenschap bestaat uit ongeveer 40 behuizingen, voornamelijk tenten en huisjes gebouwd van golfplaten, en is tussen 2005 en 2011 een aantal keren helemaal met de grond gelijk gemaakt door het Israëlische leger. In Khirbet Tana ontbreken basisbehoeften als waterleidingen, elektriciteit, wegen en communicatiemiddelen. Ondanks dit alles hebben de mensen in Khirbet Tana hun huizen iedere keer weer opgebouwd en zijn zij daar blijven wonen.”

Bovenstaande gebeurtenissen zijn slechts een greep uit wat er dagelijks gebeurt op de Westelijke Jordaanoever. Dit staat in schril contrast met wat er voor kolonisten allemaal is geregeld:

Welke dienstverlening is er voor kolonisten op de Westelijke Jordaanoever

News Agency Ma’an bericht op hun website op 8 juni dat de Israëlische nieuwssite Walla een gedetailleerd rapport heeft gepubliceerd over de dienstverlening aan kolonisten in ‘Area C’ gebied op de Westelijke Jordaanoever.

Walla onderzocht 3 buslijnen, alleen voor kolonisten. Een busroute tussen de nederzetting Alon Moreh ten oosten van Nabloes en Jeruzalem gaat langs een aantal Israëlische nederzettingen en Palestijnse dorpen in ‘Area C’ gebied. Er zijn geen bushaltes bij de Palestijnse dorpen, maar iedere nederzetting heeft zijn eigen halte. Kolonisten klaagden dat zij alleen in versterkte gebieden kunnen gaan en staan onder bescherming van Israëlische veiligheidstroepen terwijl Palestijnen onbedreigd overal kunnen gaan. Het rapport meldde dat zowel de buslijn tussen de nederzetting Kiryat Arba bij Hebron en Jeruzalem en als die tussen Modiin, ten westen van Ramallah, en Jeruzalem ‘gescheiden’ zijn. Hoewel er geen wet is die Palestijnen verbiedt om van deze buslijnen gebruik te maken, zijn het uitsluitend Israëli’s die in deze bussen zitten volgens het rapport.

Wat de watervoorziening betreft: iedere kolonist heeft recht op 300 liter water per dag, terwijl Palestijnen dagelijks 73 tot 136 liter per persoon krijgen. Alle Israëlische nederzettingen zijn aangesloten op een watervoorziening netwerk, waar Palestijnse dorpen geen toegang toe hebben.

Een derde van het land op de Westoever staat officieel geregistreerd, terwijl de rest beschouwd wordt als staatseigendom. Onder internationaal recht zou Israël dit land moeten toewijzen aan de bevolking die onder de bezetting leven. Maar volgens een artikel in Haaretz heeft Israël sinds 1967 slechts 0,7 % van deze grond aan Palestijnen toegewezen en 37% aan kolonisten.

Israël hoeft niet bang te zijn om te bouwen in Judea en Samaria. Zonder de aanwezigheid van Israëli’s, regeert de terreur” aldus Yigal Dilmoni, adjunct-hoofd van de Raad van de Council of Jewish Communities of Judea and Samaria.

Op de website van de Jerusalem Post staat te lezen dat volgens het Israëlisch Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in het eerste kwartaal van 2015 gerealiseerde nieuwbouw van huizen in nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever met 219% is gestegen en gestarte nieuwbouwprojecten een stijging van 93% laat zien. [….]

Bovenstaande artikelen verschenen op 10 en 13 juni 2015 op Mondoweiss.net
BDS Nederland op Twitter